De volledige Latijnse benaming van deze soort is H. quercifolia Bartram. Ze vormt samen met H. arborescens, H. cinerea en H. radiata tot de subsectie van de Americanae. Zoals die naam laat vermoeden is ze inheems in Amerika, en wel in de zuidoostelijke staten Alabama, Georgia, Mississippi, Louisiana en Tennessee. In de eerste 3 staten deelt de soort haar leefomgeving soms met H. arborescens en H. cinerea. H. quercifolia is een bladverliezende struik die aan de voet sterk vertakt en uitlopers vormt. Bossen en beschaduwde bermen en hellingen vormen zijn natuurlijke standplaats. Hij wordt er tot 2 m hoog. Meestal komt hij voor op licht kalkhoudende bodems.

Het meest opvallende kenmerk van deze soort zijn de gelobde bladeren die op die van de Amerikaanse eik (Quercus rubra) gelijken. Ze zijn tot 25 cm lang en zowel de boven- als de onderzijde is behaard. Ze verkleuren sterk rood in het najaar. Van oudere takken schilfert de schors af.

Net zoals de pluimhortensia (H. paniculata) heeft H. quercifolia pluim- of kegelvormige bloeiwijzen die tot 25 cm lang worden. Die bloeiwijzen hebben weinig tot veel steriele lokbloemen die in een enkel geval dubbel zijn. De bloeitijdloopt van eind juli tot en met september. Wanneer de plant op een zonnige plek staat, verloopt de bloemkleur dikwijls van wit tot donkerroze.

Terug naar boven